Een van de interessante vragen die nu spelen is de verhouding tussen hersenen en bewustzijn. En of computercircuits ook bewustzijn kunnen gaan vertonen. Een boeiend boek over dat laatste is ‘Turings Tango’ van wetenschapsjournalist Bennie Mols. Deze recensie verscheen enige tijd geleden in het Nederlands Dagblad.
Bennie Mols: Turings tango. Waarom de mens de computer de baas blijft. Uitg Nw A’dam, 2012, 222 blz €18,95
Het is de kern van menig science fiction verhaal: computers die de macht overnemen. Van de klassieker ‘2001, A space odyssee’ met een boordcomputer die tijdens een vlucht naar Jupiter de bemanning uitschakelt tot aan de Matrix trilogie, waarin computers mensen in een virtuele wereld gevangen houden.
Die fictie lijkt werkelijkheid te worden. Al in 1997 versloeg supercomputer Deep Blue schaakkampioen Gary Kasparov. En vorig jaar wist computer Watson in het Amerikaanse tv-spelletje ‘Jeopardy’ twee menselijke kampioenen te verslaan. Gaan computers de macht overnemen?
Nee, is het antwoord van natuurkundige, filosoof en wetenschapsjournalist Bennie Mols. Hij onderzoekt in zijn boek de zin en vooral de onzin van wat nu ‘kunstmatige intelligentie’ heet. De oorsprong van dit vakgebied ligt bij de Britse wiskundige Alan Turing (1912-1954). Hij ontwierp de eerste echte computer en was bovendien een van de drijvende krachten achter de ‘codekrakers’ van Bletchley Park, waar een groep specialisten in de Tweede Wereldoorlog de codes van de Duitse marine wist te ontcijferen.
Turing meende dat computers uiteindelijk alles zouden kunnen wat het menselijk brein ook kan. Hij bedacht de Turing Test om vast te stellen wanneer het zover zou zijn: laat een proefpersoon vijf minuten praten met een terminal, die ofwel door een computer ofwel door een mens wordt bediend. Wanneer de proefpersoon geen verschil ziet tussen mens en computer, is de computer echt menselijk.
Zover zal het vermoedelijk niet komen, denkt Mols. Zelfs de meest geavanceerde programma’s vallen nog steeds na een paar vragen door de mand. Computers hebben nu eenmaal geen lichaam en geen gevoel. Ze missen belangrijke ervaring die mensen menselijk maakt. Computers zijn nooit verliefd geweest. Mols gelooft dan ook niet dat computers ooit bewust kunnen worden.
Brein uploaden
Mols besteedt in zijn boek aandacht aan computers en aan het menselijk brein. Waar Turing nog dacht dat hersenen niets meer waren dan een zeer complexe verzameling schakelingen weten we inmiddels dat ons brein subtieler werkt. Hersencellen leven, groeien, gaan nieuwe onderlinge verbindingen aan, worden geboren en gaan dood. Pogingen om de hersenen van een muis te simuleren in een computer lopen dan ook aan tegen deze enorme complexiteit. Zelfs het brein van de rondworm Caenorhabditis elegans, van exact 302 cellen, is nog niet te doorgronden.
Toch verwachten sommigen dat we binnen afzienbare tijd ons complete brein kunnen ‘uploaden’ naar een computer. Rond 2030 bereikt de wereld het punt waarop computerintelligentie de biologische intelligentie voorbijstreeft, aldus uitvinder Ray Kurtzweil. Vanaf die tijd zullen de slimme computers nog slimmere computers gaan ontwerpen en breekt de volgende fase van de evolutie aan. Mensen gaan op in computers, iets wat ‘de singulariteit’ wordt genoemd. Mols zet dit idee weg als ‘de natte droom van de nerds’.
Beperkingen
Maar al kunnen computers geen gewoon menselijk gesprek voeren, ze zijn wel nuttig voor allerlei klussen. We hebben dan ook geen Turing Test nodig, betoogt Mols, maar een Turing Tango, waarbij mens en computer elkaar aanvullen. Kunstmatige intelligentie moet aansluiten bij menselijke intelligentie. Zoekmachines als Google, maar ook de automatische piloot van een vliegtuig zijn voorbeelden van een geslaagde tango.
In zijn boek laat Mols goed zien waar de beperkingen liggen van kunstmatig intelligente systemen. Hij doet dat op een toegankelijke manier en combineert scherpe observaties met humor in een boek dat overtuigt. De boodschap: techniek is prachtig, maar moet niet worden overschat.
Cyanide
Alan Turing loopt als een rode draad door dit boek, mede omdat het honderd jaar geleden is dat hij werd geboren. In zijn laatste jaren keerde hij zich overigens af van de kunstmatige intelligentie en stortte hij zich op biologisch onderzoek. Met een wiskundig model dat de groei van organismen beschreef, opende hij een totaal nieuw vakgebied, de wiskundige biologie.
Hij heeft er niet lang van kunnen genieten. Turing was homoseksueel in een tijd dat homoseks strafbaar was. In 1952 wordt hij gearresteerd en veroordeeld vanwege een relatie met een 19-jarige jongen. Hij accepteert als straf hormoontherapie die hem moet genezen van zijn homoseksualiteit, maar raakt in een depressie. In 1954 wordt hij dood aangetroffen, een met cyanide vergiftigde appel naast hem.
Het belangrijkste ontbreekt: 1) het denken vindt naar mijn beleving niet plaats in de hersenen maar in de ziel, 2) probeer eens een abstractie te programmeren in een computer
Jan,
Daar ben ik het mee eens. Er is iets meer bij ons denken en bewustzijn betrokken dan onze hersencellen met hun stroompjes en biochemische activiteiten. Wij zijn niet ons brein, zoals Swaab beweert. Daar hoef je geen hersenchirurg voor te zijn, om dat in te zien. Zelfs als een computer door de Turing-test zou komen, dan zou die toch geen ik-besef of bewustzijn hebben. En dus geenszins echt menselijk zijn.
Ik kan het innerlijk bewustzijn van een ander niet waarnemen; slechts uit zijn uitingen kan ik het afleiden en geloven dat de mensen om mij heen geen droom van mij zijn, maar personen zijn die net zo’n ik-besef hebben als ik. Maar ik kan het niet bewijzen en NOOIT weten hoe jouw ik-besef is, zelfs niet als ik al jouw actieve corresponderende hersenactiviteiten volledig in kaart heb gebracht. Het ik blijft privè – gelukkig! – en kan niet van binnenuit gekend worden (ten dele) dan door zichzelf en door God (volledig). Dat is het wonder van de identiteit die de Schepper ons gegeven heeft. Uiteindelijk het wonder van het leven.
“Zelfs het brein van de rondworm Caenorhabditis elegans, van exact 302 cellen, is nog niet te doorgronden.”
Tja, grappig. “Het geheim van de ondoorgrondelijke worm”.
Als we zelfs dat niet kunnen, hoe kunnen we ons eigen brein doorgronden. Of weten wie we zijn uit onszelf.
De ondoorgrondelijke worm
Hij weet de weg in aardedonker,
Graaft zich dwars door de grond een pad.
Geen hulp van zon of stergeflonker, want hij is blind. HOE doet-ie dat?
Vraag het hemzelf! Hij zal je niet bijten…..
Zeg wormpje, jij kan wat ik niet kan,
En dat frusteert mij, mag je weten,
met al dat grijs in mijn hersenpan.
Het wormpje kronkelde van het lachen
en zei: dom mensje, maak je niet dik.
Al zei ik het je, je zou het niet vatten:
Je bent gewoon niet zo slim als ik!
Ik geef je een hint, dus mensje, luister:
Voor jou ben ‘k ondoorgrondelijk.
Maar ik beleef, in ’t diepste duister,
mezelf als zéér doorgrondelijk!