In de nazomer vond in het Lorentz Centrum van de Universiteit Leiden een vijfdaagse workshop plaats met een ambitieus doel: de grensgeschillen tussen evolutiebiologie en scheppingstheologie markeren om conflicten tussen geloof en wetenschap te voorkomen. Dit resulteerde in een slotverklaring die door de overgrote meerderheid van de ruim 55 deelnemende natuurwetenschappers, theologen, filosofen, historici en docenten is ondertekend. De verklaring is tijdens het Nationaal Religiedebat op 30 oktober gepresenteerd.
Update 21/12/18: De Leiden Declaration staat nu op de site van de WUR.
Evolutie en schepping botsen nog wel eens. In het ‘Darwinjaar’ waarmee in 2009 de 150e verjaardag van Darwins beschrijving van de evolutietheorie werd gevierd, kwam een christelijke actiegroep met folders gericht tegen evolutiedenken. En in een aantal landen, zoals Turkije, India en de VS is er discussie over de vraag of evolutie wel onderwezen kan worden op scholen.
Metafysica
Maar is die botsing onvermijdelijk? Om die vraag te onderzoeken organiseerden evolutiebioloog Duur Aanen (Wageningen Universiteit) en Gijsbert van den Brink, hoogleraar Theologie en Wetenschap (Vrije Universiteit Amsterdam) in Leiden een zogeheten Lorentz Workshop. Dit zijn intensieve vijfdaagse conferenties waarbij een relatief kleine groep academici in een ‘snelkookpan’ een thema uitdiept.
In dit geval ging het over de vraag hoe wetenschap en metafysica te onderscheiden zijn in evolutie en theologie. ‘Er zijn veel misverstanden – ook bij wetenschappers – over de betekenis van de evolutietheorie’, stelt Aanen. ‘Zo is er de drang morele boodschappen te zoeken in de evolutietheorie, omdat de evolutietheorie ook over onze oorsprong gaat. Maar een principieel punt is dat de evolutietheorie geen religie is en dat religies geen natuurwetenschappen zijn. Er zou dus geen conflict moeten zijn.’
Discussies
Deelnemers uit een groot aantal verschillende vakgebieden, variërend van atheïsten via agnosten tot gelovigen uit verschillende religieuze tradities, luisterden naar lezingen over onder meer wetenschapsfilosofie, theologie, evolutiebiologie en onderwijs. Doel was meer begrip te kweken voor elkaars methodologie en conclusies.
Aanen: ‘De meest interessante observatie vond ik dat veel biologen onder de indruk waren van de argumenten en manier van denken van de theologen en filosofen, een groep wetenschappers die de meeste biologen nog nooit ‘in levende lijve’ hadden gezien en over wie zij soms vooroordelen hadden.’ Maar er waren ook pittige, soms felle discussies over de grenzen tussen natuurwetenschap en filosofie.
Hoofddoek
Bijzondere aandacht was er voor het onderwijs, zowel op (christelijke) middelbare scholen als in het hoger onderwijs. Docenten van christelijke scholen vertelden hoe zij met evolutie-onderwijs omgaan. En de Jordaanse evolutiebiologe dr. Rana Dajani vertelde dat het een voordeel is dat zij als docent een hoofddoek draagt: ‘Daarmee is duidelijk dat ik een praktiserend moslim ben, dus studenten die moeite hebben met evolutie op grond van hun geloofsovertuiging zijn dan bereid beter naar mij te luisteren.’
Na de vierde dag van de workshop is een concept slotverklaring opgesteld, die op de laatste dag is besproken. In de weken na de workshop volgde een verdere finetuning, waarna 51 deelnemers de verklaring onderschreven. De organisatoren zijn blij met deze uitkomst, zegt Van den Brink: ‘Het belang van de slotverklaring is dat we hiermee een aantal belangrijke uitganspunten hebben benoemd die het mogelijk maken zowel de evolutietheorie te accepteren als gelovig te zijn. En deze uitganspunten zijn onderschreven door een zeer diverse groep, variërend van atheïsten tot orthodoxe gelovigen van de belangrijke religies.’
Wrijving
De verklaring stelt onder meer dat de evolutietheorie op dit moment de beste verklaring levert voor de ontwikkeling van het leven, nu en in het verleden. Bovendien staat de theorie centraal in de biologische wetenschappen en verdient het dus te worden onderwezen op school. De verklaring zegt ook dat religies niet misbruikt mogen worden om gevestigde wetenschappelijke conclusies te verwerpen; maar evenmin mogen de natuurwetenschappen misbruikt worden om beweringen over bovennatuurlijke aspecten van religies te maken. Waar er wrijving ontstaat roept de verklaring op tot een ‘respectvolle dialoog’. En de ondertekenaars verklaren zich ook bereid om te reageren op onterechte beweringen die vanuit hun vakgebied over andere disciplines worden gedaan.
De tekst van de slotverklaring is te lezen op de website van de workshop.
NB: zoals op de site van de workshop is te zien heb ik zelf meegedaan. Bovenstaande is het persbericht dat ik voor de presentatie van de slotverklaring – waarvan ik de eerste conceptversie heb geschreven – heb opgesteld.
Haushofer schrijft:
”
alsof ik degene ben die rare dingen zegt.
”
Zullen we het nog een keertje overdoen? Je schreef:
”
Planeetbanen breken die symmetrieën
”
omdat het ellipsen zijn en geen cirkels? Nee natuurlijk niet!
In het artikel wordt gerept over technische details.
Een van deze details is dat je een “deeltje” – in dit geval een planeet – niet zomaar mag los knippen uit het systeem. In dit geval ligt het voor de hand dat het systeem waarvoor Noether opgaat een ster + planeten is. Je moet dus een denkbeeldige doos plaatsen om het zonnestelsel als geheel en dan klopt het. Deze doos kan je verplaatsen en draaien. Dit gebeurt van nature in onze melkweg op grote schaal. En de beweging van de planeten is periodiek: herhaling in de tijd.
Aan Han
Lang niet elke wetenschapper reflecteert over het concept “natuurwet”. Natuurwetten echter zijn geen soort juridische wetten waaraan de natuur zich wel of niet kan houden. Je kunt juridische wetten overtreden. Je kunt “door rood licht” rijden. Maar de uitdrukking “het overtreden van natuurwetten” is nogal dubieus.
Je boek zal ik nog eens op mijn gemak doorlezen. Dus niet doorbladeren, bij wijze van spreken.
@Haushofer,
Toch wel nieuwsgierig geworden na je laatste bericht heb ik nog eens in je proefschrift zitten bladeren. Daar zijn welgeteld 13 “Noether” vermeldingen, uitsluitend in het zinsverband “Noether charge”. Die term kende ik niet. Via de engelstalige versie van Noether’s theorem wordt veel van je commentaar echter een stuk duidelijker.
Je hebt “Noether” dus leren kennen in een heel andere kontekst dan ik. Mijn informatie komt uit een collegedictaat “Voortgezette Quantummechanica” en daar is totaal geen
sprake van een veldentheorie.
Hmmm, m’n bericht is niet aangekomen zie ik. Poging 2.
Het verbaast me dat je niet bekend bent met de term “Noetherlading/Noethercharge”, want dat is de standaardbenaming voor de behouding grootheid. Verder word ik erg benieuwd naar dat dictaat van je. De “gewone QM” is, nogmaals, weldegelijk een veldentheorie. Normaal schrijf je veldentheorieën op in (d+1)-ruimtetijddimensies; de gewone kwantummechanica en ook de klassieke mechanica van Newton kun je opvatten als (0+1)-dimensionele veldentheorieën. Als je b.v. de amplitude in termen van je padintegraal uitdrukt, dan krijg je in het (0+1)-dimensionele geval gewoon weer de standaarduitdrukking van QM-amplitudes in termen van een padintegraal.
Kortom, er is weldegelijk sprake van een veldentheorie; je herkent het alleen niet meteen als zodanig. De precieze relatie tussen (relativistische) kwantumveldentheorie en de kwantummechanica is subtiel, maar dat is weer een ander verhaal.
Dus als je bijvoorbeeld wilt uitrekenen dat de totale kans behouden blijft, dan kun je dat op de gebruikelijke hap-snap manier doen met de bewegingsvergelijkingen (de Schrodingervergelijking), of met behulp van de bijbehorende actie de behouden ladingen en stromen uitrekenen. Voor de ruimtetijdsymmetrieën krijg je dan weer de gebruikelijke behouden grootheden (behoud van energie, impuls, massa,…) en voor de interne U(1) symmetrie vind je dan “behoud van kans” (oftewel: behoud van aantal deeltjes).
Deze aanpak maakt ook duidelijk dat als je de zaak relativistisch wilt maken, deze laatste behouden grootheid niet meer dezelfde interpretatie kan hebben; dit heeft uiteindelijk geleid tot de interpretatie van de golffunctie als creatie- en annihilatie-operator zodat het aantal deeltjes niet meer behouden is (groeptheoretisch komt dat omdat de Casimir operator en de centrale extensie van de onderliggende Bargmann-algebra relativistisch samenkomen in 1 enkele Casimir-operator, namelijk P^2). Maar ook dat is weer een ander verhaal.
De eerste keer wanneer je normaliter in aanraking komt met Noether is in een 1e jaars vak klassieke mechanica. Ook daar lijkt er dus geen sprake van een veldentheorie, maar dat komt natuurlijk omdat ruimte en tijd in die klassieke mechanica heel anders worden behandeld.
Nou ja, een boel technische opmerkingen die nogal afdwalen van de oorspronkelijke wonderdiscussie, waar ik eigenlijk niks meer over had te zeggen.
Als je nog geïnteresseerd bent in hoe oplossingen i.h.a. symmetrieën breken, zie dan b.v.
https://books.google.nl/books?id=c9goCgAAQBAJ&pg=PA485&lpg=PA485&dq=solutions+equations+of+motion+break+symmetries+subalgebra+killing&source=bl&ots=9pN5SNkxYD&sig=ACfU3U1lkcdlTP1NFAslT5qxyVR_7OD87g&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwjegcqZzpPhAhXFIVAKHXYLAb8Q6AEwAHoECAcQAQ#v=onepage&q=solutions%20equations%20of%20motion%20break%20symmetries%20subalgebra%20killing&f=false
Haushofer schrijft:
”
Verder word ik erg benieuwd naar dat dictaat van je.
”
Ongeveer 50 jaar oud – uit mijn studententijd en ik ben al een poos met pensioen. Er zal in die periode wel het een en ander veranderd zijn zeker?
Noether’s theorema is in 1918 gepubliceerd, dus al 101 jaar oud.
Eelco van Kampen schrijft”
”
Noether’s theorema is in 1918 gepubliceerd, dus al 101 jaar oud.
”
Ja, maar als Emmy Noether dit in het bewuste proefschrift zou teruglezen, zou ze toch wel even staan te kijken, denk ik.
Ik ben wel benieuwd wat Noether ervan zou vinden 😛
Maar ik denk niet dat er qua de manier waarop natuurkundigen haar stellingen toepassen zo enorm veel is veranderd wat dat betreft de afgelopen decennia, eerlijk gezegd. Volgens mij paste ze al vrij rap haar stellingen toe op de algemene relativiteitstheorie, om te laten zien dat algemene covariantie covariant behoud van energie-impuls tot gevolg heeft.
Inderdaad – dat was mijn punt. In de afgelopen 50 jaar is er zeker weinig veranderd aan de toepassing van het theorema van Noether. Dat theorema is dezelfde zowel in het proefschrift van haushofer als in collegedictaat uit Eindhoven van 50 jaar geleden.
Dag René,
Is er misschien een papieren versie of handout/spreekschets van je lezing over wonderen beschikbaar? Ben er best benieuwd naar.
Over feiten en meningen:
https://www.youtube.com/watch?v=Zh3Yz3PiXZw&feature=youtu.be
Aan Gerdien
South Park is everywhere.
Een paar figuren hier doen heel erg hun best om alle redelijke bezwaren tegen het standaardmodel en het lambda-CDM model weg te redeneren. Er wordt door hen gesproken over statistiek en theorieën die wel fout moeten zijn maar in het geval van Halton Arp gaat het om de waarnemingen en die spreken duidelijke taal. Je kunt deze observaties niet onder tafel vegen maar toch wordt dit gedaan en met name door kosmologen. Zij kunnen niet toegeven dat er een kritiek mogelijk is op hun berekeningsmethode die zegt dat roodverschuiving een maat is voor snelheid en dus voor afstand. Als alles wat zij denken te zien nu eens dichter bij bestaat dan hun berekeningen impliceren dan hebben ze een groot probleem en dat moet voorkomen worden, zelfs tegen beter weten in. Het uitdijende heelal is ook een verzinsel dat voor waar wordt aangenomen. Zoveel kritiek is natuurlijk te veel van het goede voor de kosmologen en hun vriendjes, de deeltjes-fysici. We kunnen ons de 4-dimensionale ruimte-tijd niet voorstellen en toch moet deze bestaan? Het aantal manieren waarop je jezelf vervolgens voor de gek kunt houden is zeer uitgebreid.
@Marten
” We kunnen ons de 4-dimensionale ruimte-tijd niet voorstellen en toch moet deze bestaan?”
Marten leeft kennelijk in een alternatief universum met 1, 2, of 3 dimensies.
Alleen dat wat we ons kunnen voorstellen, bestaat blijkbaar.
Dan zullen atomen ook wel niet bestaan.
En ja, die enorme wetenschappelijke ontwikkelingen van de afgelopen eeuwen komen natuurlijk omdat wetenschappers zo krampachtig aan foute modellen vasthouden. Logisch.
Kosmologievriendje Eelco, wat vind jij daar nou van?
Ik ga er geen tijd meer aan verspillen, deeltjes-fysicus-vriendje haushofer. Ik heb in het verleden m’n best gedaan met “Marten”, en daar alleen maar ondankbaarheid, beledigingen en persoonlijke aanvallen voor terug gekregen, en nu komt hij met een bizar complot aanzetten (“dat moet voorkomen worden, zelfs tegen beter weten in.”). Ik voel me ook niet aangesproken als een reactie begint met “Een paar figuren hier …”
Zo, wetenschapsvriendjes. 🙂 Terug het hok in. Heb ik ooit gehoord, hoor. Weet ik veel wat ik ermee bedoel, maar het klinkt wel stoer.
@haushofer
“Alleen dat wat we ons kunnen voorstellen, bestaat blijkbaar.”
‘Dat kan ik me niet voorstellen’ is ook een van de gangbare bezwaren tegen evolutie.
De formule “Dat kan ik me niet voorstellen” getuigt al met al van een weinig kritische houding jegens zichzelf. Het eigen voorstellingsvermogen is niet heilig maar dient ook op de korrel te worden genomen.
Eigenlijk kan ik me de kwantumfysica ook niet voorstellen. Maar dat is geen ondermijning van de kwantumfysica maar een tekort van mijn voorstellingsvermogen, dat in de wandeling naïef klassiek is, en misschien ook wel een beetje een wezenlijk tekort van het algemene menselijke voorstellingsvermogen.
Kunnen Eelco en Haushofer zich de kwantumfysica voorstellen? Verondersteld even dat zij het algemene concept “zich voorstellen” gebruiken.
En om terug te keren naar de Leidse Verklaring, kan men zich wel een wonder voorstellen?
Ronald V. schrijft:
”
Kunnen Eelco en Haushofer zich de kwantumfysica voorstellen?
”
Persoonlijk heb ik met kwantumfysica heel wat minder moeite dan met de relativiteitstheorie. Heb zo’n vermoeden dat het bij Haushofer precies andersom is. Zal wel aan de opleiding liggen.
Marten,
“Het uitdijende heelal is ook een verzinsel dat voor waar wordt aangenomen.”
Het is jammer dat je de wonderlijke maar op dit moment veel voorkomende combinatie bezit van extreme stelligheid en aanzienlijke onwetendheid. Daardoor ben je vatbaar voor allerhande complotten en vreemde gedachtenspinsels. Ooit verdedigde je op geloofenwetenschap.nl tegenover kundige uitleg van je tegenstander het bestaan van ether. Met name op Einstein heb je het (dus) gemunt want hij was het die definitief aantoonde dat dit spul niet bestaat. Ook met de relativiteit van ruimte en tijd heb je het, zo kan ik mij herinneren, erg moeilijk omdat je eigen waarneming voor jou het Alpha en Omega van feiten vormt. Spijtig. Waar je ernstig mee in gebreke blijft is het presenteren van een toetsbaar beter alternatief.
Nu is ook het uitdijend heelal een verzinsel. Zou het? En, beste Marten/Satyam Richard/….. wat is dan je alternatief en hoe kunnen we dit toetsen? Of doet toetsing er ook niet meer toe?
En is de roterende aardbol ook een verzinsel? Ook dat staat namelijk ver af van mijn waarneming. Wellicht dat je over al deze vragen eens wat opheldering kunt geven want je volstaat nu met aanvallen en ad hoc beweringen zonder alternatief. Dat lijkt me niet voldoende.
Ok, het uitdijend heelal. Govert Schilling heeft het ooit in Jip en Janneketaal al eens voor je uitgelegd. Hier komt ie:
“De uitdijing van het heelal wordt beschreven door de algemene relativiteitstheorie van Einstein. Het valt niet mee om je een goede voorstelling te maken van een uitdijend heelal. De sterrenstelsels bewegen niet door een statische ruimte; het is de ruimte zelf die uitdijt en steeds meer ruimte inneemt. De sterrenstelsels worden meegevoerd als twijgjes op een rivier, en de uitdijende beweging van het heelal wordt dan ook de Hubblestroom genoemd.
Een goed voorbeeld is het oppervlak van een ballon, waarop met een viltstift stippen zijn getekend. Als de ballon wordt opgeblazen, worden de onderlinge afstanden van de stippen steeds groter. En hoe groter de afstand tussen twee stippen is, des te sneller bewegen ze uit elkaar. De stippen stellen de sterrenstelsels voor; het ballonoppervlak de uitdijende ruimte.
Er bestaat dus een verband tussen de afstand van een sterrenstelsel en de snelheid waarmee het stelsel als gevolg van de uitdijing van het heelal lijkt weg te vluchten van het Melkwegstelsel. Die vluchtsnelheid kan gemakkelijk afgeleid worden uit de gemeten roodverschuiving van het stelsel. Anders gezegd: de roodverschuiving is een maat voor de afstand. Op die manier bepaalde Maarten Schmidt begin jaren zestig de afstand tot de eerste quasar.
De vergelijking met het dopplereffect gaat niet voor honderd procent op, omdat er in het geval van het uitdijende heelal geen sprake is van materie die zich werkelijk door de ruimte verplaatst. Je kunt je de roodverschuiving dan ook beter voorstellen als een direct effect van de uitdijing van de ruimte op de golflengte van licht: hoe langer een lichtstraal door de uitdijende ruimte beweegt, des te sterker worden de lichtgolven uitgerekt. Het licht van verre sterrenstelsels komt daardoor met een iets langere golflengte (een iets rodere kleur) op aarde aan dan het licht van dichterbij gelegen stelsels.
Er bestaat dus een direct verband tussen roodverschuiving en afstand. Als sterrenstelsel A een twee keer zo grote roodverschuiving heeft als stelsel B, staat A ook twee keer zo ver weg als B. Maar hóe ver weg is daarmee nog niet bekend; daartoe moet ook de evenredigheidsconstante tussen roodverschuiving en afstand nauwkeurig bekend zijn. Die zogeheten Hubbleconstante is inmiddels vrij exact bepaald door precisiewaarnemingen van grote telescopen, waaronder de Hubble Space Telescope.
Overigens speelt de uitdijing van het heelal alleen een rol op grote, ‘kosmologische’ afstanden. Anders gezegd: de afstanden tussen groepen en clusters van sterrenstelsels nemen toe als gevolg van de uitdijing van het heelal, maar afzonderlijke sterrenstelsels dijen niet uit, evenmin als planetenstelsels of sterren. De sterren in het Melkwegstelsel worden bijvoorbeeld bijeengehouden door de wederzijdse zwaartekracht, en die biedt weerstand tegen de uitdijing.
De ontdekking van de uitdijing van het heelal vormt een van de belangrijkste sterrenkundige revoluties van de twintigste eeuw. Het feit dat het heelal uitdijt, betekent namelijk dat het evolueert: vroeger zag het er anders uit dan nu. Die conclusie rekent resoluut af met het eeuwenoude idee van een statische, onveranderlijke kosmos, en maakte de weg vrij voor de oerknaltheorie.”
Zo zie je: helder en duidelijk. Het uitdijend heelal is zeer aannemelijk en wordt door waarnemingen bevestigd.
@ Ronald:
Nee, ik kan me weinig bij de kwantummechanica voorstellen. Geen enkele natuurkundige kan dat. De reden is dat de fysica wordt beschreven met een golffunctie. Deze golffunctie is niet, zoals b.v. een elektrisch veld, een ding dat waarden aanneemt in de ruimte(tijd). Een elektrisch veld heeft bijvoorbeeld een richting in de ruimte. De golffunctie daarentegen neemt waarden aan in een abstracte ruimte die we de Hilbertruimte noemen. Bovendien is de ontologie van deze golffunctie niet duidelijk. We weten niet goed wat nu exact de relatie is tussen datgene wat we meten, en de golffunctie die we gebruiken om het te beschrijven. Dat zorgt voor het zogenaamde meetprobleem.
Die relatie hangt af van je interpretatie. Er is bijvoorbeeld wel een interpretatie die ontologisch heel helder is: de Bohm-de Broglie (pilot wave) interpretatie. Daarin wordt een deeltje “begeleid” door de golffunctie. Het deeltje heeft dan op elk moment een welbepaalde positie, ook buiten de meting om. Het ‘probleem’ van deze interpretatie (en de reden waarom Einstein er niet aan wou) is dat deze interpretatie expliciet niet-lokaal is. Ze schendt dus Einsteins relativiteitstheorie. Veranderingen in de golffunctie zijn namelijk instantaan. Dat laatste is weer een gevolg van de stellingen van Bell, die zeggen dat een aanvulling van de gebruikelijke Kopenhaagse interpretatie met “verborgen variabelen/extra informatie”, in dit geval de positie van het deeltje, noodzakelijkerwijs niet-lokaal zijn.
De relativiteitstheorie is ook erg subtiel, maar ontologisch veel helderder. Daar kan ik me dus nog iets bij voorstellen. Bij de QM is dat door bovenstaand verhaal veel lastiger.
En inderdaad, het eigen voorstellingsvermogen als uitgangspunt en ultiem criterium nemen is erg antropocentrisch, zoniet narcistisch. Maar omdat Marten verder alleen wat gal komt spuien hier zo nu en dan, is er inhoudelijk verder weinig over te zeggen.
Dit boek heb ik altijd wel een aardig hulpje gevonden:
https://www.springer.com/de/book/9781461439509
Aan Eelco
Bedankt voor de link. Maar voorlopig doe ik het met mijn eigen quantumfysicaboekjes en koop ik alleen nog degelijke filosofie en goede literatuur. 🙂 Mijn kamer wil ik nog enigszins leefbaar en ordentelijk houden.
Die Bohm ken ik ook als marxist. En ik vraag me af in hoeverre zijn interpretatie van de QM samenhangt met zijn marxisme.
Kunnen mensen zich een vierde ruimtelijke dimensie voorstellen? Neem in gedachte een eendimensionaal lijnstuk en draai dat om zijn middelpunt en voila, je hebt een tweedimensionale cirkel. Draai vervolgens in gedachte die cirkel om zijn middellijn en zie hier, voor je geestesoog verschijnt een driedimensionale bol. Welnu, draai voor je geestesoog die bol om zijn middencirkel en er verschijnt een vierdimensionaal lichaam. Althans, sommigen beweren dat ze zo een glimp hebben opgevangen van een vierdimensionaal lichaam. Mij is het echter nooit gelukt. En ik denk zelfs dat het die sommigen ook niet gelukt is maar dat ze zichzelf knollen voor citroenen verkopen. Maar misschien lukt het Haushofer, die misschien meer bedreven is in Zen-meditaties, wel. 🙂
Maar vierdimensionale ruimtes mogen van mij best wel bestaan. Alleen, ik leef met mijn brein in een driedimensionale ruimte en kan me visueel niets bij een vierdimensionale ruimte voorstellen. Maar dat ligt uiteraard geheel en al aan mijn driedimensionaal visueel voorstellingvermogen.
Eelco van Kampen schrijft:
”
Dit boek heb ik altijd wel een aardig hulpje gevonden
”
Mijn absolute favoriet, van de QM master himself:
The Feynman Lectures on Physics, Volume III
Ronald V. schrijft:
”
En om terug te keren naar de Leidse Verklaring, kan men zich wel een wonder voorstellen?
”
Een voorganger bij ons in de kerk heeft het steevast over dingen die eigenlijk niet kunnen in plaats van over wonderen.
Wat als iemand zulke dingen die eigenlijk niet kunnen zelf heeft meegemaakt? En nee, dat is niet voor herhaling vatbaar.
@Han,
Hier een antwoord op je vraag dat je zou kunnen overwegen:
https://en.wikipedia.org/wiki/Anecdotal_evidence
Aan Gerdien:
”
Over feiten en meningen:
”
Dank voor de video! Het werd tijd om een oudje te vervangen in:
Science & Mathematics
Klik op het “new” icoon om de (Sterrenstof forum) bron te zien.