In het schepping/evolutie debat is de leeftijd van de aarde altijd een ‘hot issue’ geweest. Waar het jongeaarde creationisme de aarde op een slordige 6-10.000 jaar oud schat, menen de meeste geologen dat de aarde toch echt zo’n 4,5 miljard jaar oud is. Hebben die geologen gelijk, en wat zijn de feiten waarop ze zich baseren?
Een helder antwoord op die vraag komt van Davis Young en Ralph Stearley, twee Amerikaanse geologen die ook nog eens christen zijn. Young publiceerde al eerder ‘Christianity and the Age of the Earth’ (en diverse andere titels). ‘The Bible, Rocks and Time’ (BRT), vorig jaar verschenen, is een herschreven versie van dat eerdere boek. En voor wie het zich afvraagt: Young en Stearley laten zien waarom de aarde volgens hen inderdaad zo’n 4,5 miljard jaar oud is.
BRT is een pil van 500 bladzijden. Amper de helft ervan gaat primair over geologie. De rest is gevuld met een uitgebreide geschiedenis van de geologie als vak, een analyse van wat de Bijbel zegt over de ouderdom van de aarde en een filosofisch deel, dat ingaat op de vraag wat er nu eigenlijk wordt bedoeld met kreten als ‘uniformitanisme’ of ‘catastrofisme’ en hoe creationisme zich verhoudt met evangelisatie en apologetiek. Voor elk wat wils dus! Het boek is niet heel eenvoudig, zeker het geologische deel bevat nogal wat technische termen, maar het is in het algemeen goed leesbaar en – voor wie zich in de materie interesseert – eigenlijk onmisbaar.
Ik wil in deze recensie eigenlijk alleen ingaan op de geologie. De andere aspecten zijn al vaker naar voren gekomen, op deze site maar ook in ‘Gevormd uit Sterrenstof’. Daarin behandel ik ook wel wat geologie, maar BRT gaat een heel eind verder. Als ik het een jaar eerder had gelezen, had ik het zeker gebruikt!
In Nederland is de geologie natuurlijk nogal zanderig. Wat we aan rotsen hebben is – in het grootste deel van het land – aan komen schuiven tijdens de laatste ijstijd. Geen gebergten en gesteenten, geen vulkanen of zichtbare aardlagen, alles is plat en aangeharkt.
De twee auteurs van BRT wonen en werken in de VS, waar van alles te vinden is. Aan de hand van een groot aantal concrete voorbeelden beschrijven Young en Stearley waarom geolgen menen dat de aarde miljarden jaren oud is.
Dateringsmethoden met radio-isotopen (kort beschreven in Sterrenstof) vormen slechts een klein deel van dat bewijs. Young en Stearley richten zich in eerste instantie op geologische structuren en de processen waardoor ze verklaard worden. Centraal staat steeds de vraag: is het mogelijk dat deze structuren door de Zondvloed zijn veroorzaakt, bijvoorbeeld door een versnelling van de geologische processen.
Wanneer het gaat over de verschillende ‘strata’ die zichtbaar zijn, bijvoorbeeld in de Grand Canyon, of in boorkernen, leggen ze uit hoe geologen afleiden onder welke omstandigheden verschillende lagen zijn afgezet. Patronen in de lagen kunnen duiden op sedimentatie in diepe meren of zeeën, andere patronen wijzen juist op afzetting van stuivend zand in de wind. Creationisten (ik gebruik het woord hier om diegenen aan te duiden, die stellen dat de meeste aardlagen door de Zondvloed zijn afgezet) bestrijden dit soort verklaringen. Young en Stearley geven een overzicht van de argumenten die ze daarbij gebruiken en bekritiseren deze. De aanwezigheid van gefossiliseerde aarde (‘soil horizons’), of van erosie, laat zien dat bepaalde aardlagen niet plotseling zijn gevormd. Een afwisseling van sedimenten die in water zijn ontstaan met sedimenten van droge grond laat zien dat ze niet allemaal in één wereldwijde vloed kunnen zijn ontstaan.
Diezelfde aanpak volgen zij wanneer het gaat om fossielen. Zij bespreken ‘fossielenkerkhoven’, die volgens creationisten het gevolg moeten zijn van een catastrofe. BRT geeft andere verklaringen, maar wijst er ook op dat fossielen in het algemeen een goede afspiegeling vormen van het soort leefgemeenschap dat je verwacht, op basis van de geologische reconstructie. In aardlagen die beschreven zijn als afzettingen in meren vind je zoetwaterdieren en -plannten. Lagen met mariene (zee) afzettingen bevatten zeedieren en -planten. Soms worden sporen gevonden van een plotseling, grootschalig sterven van bepaalde dieren. Dit soort ‘massagraven’ wordt aangedragen als bewijs voor een wereldwijde catstrofe. Young en Stearley beschrijven een aantal van deze massagraven, en leggen uit waarom zij tot een andere conclusie komen. Soms is er inderdaad sprake van een massaal sterven, bijvoorbeeld doordat een groot stuk water door algenbloei is vergiftigd. Een andere keer is er sprake van een ophoping van dode dieren, bijvoorbeeld door een rivier. Soms is er geen directe verklaring, maar kan de context van het ‘massagraf’ (de aard en samenstelling van omringende aardlagen) niet het gevolg zijn van een wereldwijde vloed.
Interessant vond ik een sectie over stollingsgesteenten. Vloeibaar gesteente (magma) dat omhoog wordt gestuwd, heeft tijd nodig om af te koelen. Veel tijd. Dat weten we uit moderne observaties, experimenten en berekeningen. Er bestaan ook gebieden waar verschillende stollingsgesteenten na elkaar zijn ontstaan. Het tweede gesteente is in de kieren van het eerste gesteente gedrongen. Dus moet dat eerste gesteente gestold zijn geweest, voordat de tweede lading magma omhoog kwam. Dit soort processen is niet terug te voeren op één enkele wereldwijde catastrofe.
Young en Stearly bespreken diverse voorbeelden en laten zien waarom er honderdduizenden jaren nodig zijn geweest voor de vorming van dit soort complexen van stollingsgesteente. Ook leggen ze uit, hoe de geschiedenis van dit soort gesteenten te achterhalen is, puur op basis van de geochemie (dus niet via radiodateringen). De minerale samenstelling van stollingsgesteente zegt namelijk iets over de manier waarop het is afgekoeld, en waar het magma vandaan kwam.
Een deel dat behoorlijk pittig is, vanwege de vele technische termen en verwijzingen naar Amerikaanse geologische formaties (die de gemiddelde Europeaan niet direct zal herkennen), vormt de analyse van enkele streken waar de auteurs zelf veel onderzoek hebben gedaan. De geologie wordt uitgebreid beschreven, en verschillende verklaringen (vanuit de ‘reguliere’ geologie en vanuit het creationisme) worden met de feiten vergeleken. Keer op keer blijken door creationisten opgemerkte ‘anomalieën’ helemaal niet zo vreemd, terwijl de verklaring vanuit de Zondvloed geologie onhoudbaar blijkt. De processen die het landschap hebben gevormd, moeten wel over een zeer lange periode uitgesmeerd zijn geweest. Sommige gebieden begonnen als binnenzee, vielen droog, hadden te maken met vulcanisme, met rivieren die zich een pad sneden en droogvielen. De uitgesleten geulen vuldenop met sediment, en werden soms later opnieuw doorsneden in een andere richting, door een nieuw ontstane river. Ook hier kan zo’n proces, waarbij rivieren vanuit verschillende richtingen elkaars sporen doorklieven, nooit het gevolg zijn van een enkele zondvloed. Zo blijkt iedere keer een leeftijd honderduizenden tot (vele) miljoenen jaren nodig om het landschap te verklaren.
En ja, ten slotte bespreken Young en Stearley ook dateringstechnieken. Verschillende vormen van radiodatering passeren de revue, alle ins en outs, de mogelijkheden en de beperkingen worden besproken. Creationistische kritiek (onder meer van het RATE onderzoek) komt ook aan bod. Ook deze sectie is niet eenvoudig, maar de moeite waard. De auteurs weten waar ze het over hebben, ze kennen de kritiek en leggen uit waarom dateringsmethoden doorgaans betrouwbaar zijn.
Young en Stearly hebben een prima boek geschreven, een aanrader voor wie nog niet zoveel van geologie afweet.
Davis A. Young & Ralph F. Stearley: The Bible, Rocks and Time: Geological Evidence for the Age of the Earth. IVP Academic, 2008, $19,80 bij Amazon.
Hallo René,
interessant artikel. Vermelden de auteurs verifieerbare referenties naar de data die ze aanhalen? Ik overweeg dit boek aan te schaffen & te lezen.
groet, Pieter
Vind ik wel. En met de lage dollarkoers is het echt een koopje!
Dat er over de leeftijd van de aarde getwist wordt kan ik nog wel begrijpen maar wat wel zeker is dat deze ouder is dan 4,5 jaar;-)
“Young en Stearley laten zien waarom de aarde volgens hen inderdaad zo’n 4,5 jaar oud is.”
Geschapen in 2004, met een complete geschiedenis… Ai, ik pas het toch maar even aan!
@ René,
voor zover het je nog interesseert: in het jongste nummer van Journal of Creation (volume 23(2) 2009, pagina 47 t/m 52) staat een zeer kritische recensie van dit boek. Overigens gaan de auteurs in deze recensie niet direct in op de technische voorbeelden die je noemt, maar bespreken de opzet algemener.
groet, Pieter
Pieter,
Is die recensie ergens online te lezen? Dat het JoC niet positief is over dit boek is geen verrassing. Ik ben benieuwd naar de argumenten, en dan liefst de feitelijke argumenten.
Rene
Zie ook RefDag van 25 juli: http://www.refdag.nl/artikel/1423975/Grand+Canyon+kathedraal+en+begraafplaats.html
M.J. Paul had beter dit boek kunnen lezen.
Het Refdag stukje in de rubriek Jaongeren en Evolutie over de afstamming van de walvis (23 juni, http://www.refdag.nl/artikel/1418141/Wandelende+walvis+en+haarloze+hyena.html) bevat weer eens alleen maar misleiding, met alleen maar foute voorstellingen over wat evolutiebiologen over de walvissen zeggen. Ik heb het RefDag aangeboden een overzicht van walvis evolutie voor ze te schrijven, maar dat hebben ze toch liever niet.
@ René,
ik wilde je nog laten weten dat ik druk bezig ben dit boek te bestuderen (heb het via Amazon laten komen), en ik laat je nog weten wat ik ervan vind.
Het artikel van JoC heb ik in mijn bezit, maar ik heb het niet meer online kunnen vinden. Ik zal t.z.t. een verslagje sturen waarin ik ook de feitelijke argumenten uit dit artikel meeneem.
groet, Pieter
@ Pieter,
Heb je ooit ergens een artikel geschreven over dit boek en de feitelijke argumenten uit dit artikel?
Young en Stearly hebben zich tot taak gesteld, om die christenen die nog geloven in een jonge aarde, eens en voorgoed om te turnen naar hun eigen standpunten. Opvallend is, dat ze beginnen bij de geologie en in het volgende deel hun “Bijbeluitleg” breien op het stramien van hun geologie, die immers als objectief en feitelijk wordt gezien, en de Bijbel als redelijk ‘soft’. Het zou mij als christen goed doen als de auteurs waren begonnen met wat meer eerbied te tonen voor het Woord van God waarvan ook zij beweren dat het onfeilbaar is. Kennelijk geldt dat pas vanaf Genesis 12.
Het tweede wat opvalt is, dat ze als bestrijders van het jonge-aarde creationisme kennelijk heel weinig hebben kennisgenomen van de toch behoorlijke en toegankelijke hoeveelheid publikaties van die kant. Dat maakt hun kritiek deels tot een slag in de lucht.
Ook weten ze niet van het werk dat bijv. Guy Bertault heeft gedaan aan sedimentatiepatronen en snelheden. En als ze het weten hebben ze het niet genoemd. Die uitkomsten wijzen in een heel andere richting.
Tenslotte: er is een compacte bespreking van het boek van Young & Stearley door Mike Oard: http://creation.com/images/pdfs/tj/j23_2/j23_2_47-52.pdf , waarin o.a. wordt gewezen op de gemiste kansen voor een echte discussie met diegenen wier werk en opvattingen zij bestrijden.
Rene, Peter Enns heeft ook een mooie review over dit boek geschreven:
http://www.amazon.com/review/R2TNC4MI2TRSBA/ref=cm_cr_dp_title?ie=UTF8&ASIN=0830828761&nodeID=283155&store=books
“An issue that is very important to me, both apologetically and spiritually, is for Christian theology to be in honest conversation with scientific research, particularly as it affects our understanding of Genesis and origins. Young and Stearley have produced a hefty volume aimed at demonstrating that “several purported scientific claims advanced by young-Earth creationists do not stand up to scrutiny and fail to establish a young age for the Earth. These claims are generally based on incomplete information, wishful thinking, ignorance of real geologic solutions, selective use of data and faulty reasoning” (475). Despite this blunt assessment of young-Earth creationism, the authors’ treatment of their opponents’ views are characterized by great patience and charity. If simple dismissal of the young-Earth view were their aim, they would hardly have spent 500 pages (small font) establishing their case, nor would the authors have gone out of their way so often to strike such a wonderfully pastoral tone.”
Lijkt me duidelijk.