UPDATE 17/10: link naar lezing Vuik ingevoegd.
Onder deze lange titel is al vijf keer een conferentie georganiseerd in Opheusden. De sprekers zijn vaak academici van verschillende snit, en de onderwerpen gaan van filosofisch via ethisch tot natuurwetenschappelijk.
Al een paar keer dacht ik: zal ik er heen gaan? De twee uur rijden vanaf mijn woonplaats hield mij wat tegen, maar een vraag van Casper Hesp of we er eens samen heen konden gaan trok mij over de streep. Doel was te luisteren, en waar mogelijk in gesprek te gaan.
De conferentie combineert al die jaren algemenere presentaties met puur jonge aarde creationisme. Die combinatie vond ik altijd een beetje apart. Alsof ‘schepping’ alleen ‘een recente schepping in zes dagen’ is. En alsof dat je ethische kader bepaalt. Christenen halen hun ethiek immers niet uit de natuur, maar baseren die op de Bijbel. En ik schat zo in dat de meeste ethische passages in de Bijbel niets te maken hebben met Genesis 1-2.
Maar goed. In Opheusden zat ik in de benedenzaal, waar het enigszins ging over de schepping (de bovenzaal was vooral medisch-ethisch getint). Jan van Meerten, organisator, medewerker van Logos en organisator van het congres, bedankte Logos voor de sponsoring. Bij binnenkomst hadden we een tasje met WEET magazine (het jonge-aarde antwoord op de KIJK) en het blad van stichting Schreeuw om leven gekregen. Op de stoelen lag een boekje van Stichting De Oude Wereld (jonge aarde club die is opgegaan in Logos) met als titel ‘De dierentuin. Wat stambomen verzwijgen’.
Introductie
Van Meerten gaf in zijn inleiding een klassiek staaltje conflict-tussen-geloof-en-wetenschap. Hij benadrukte nog maar eens dat je niet mag onderwijzen dat dino’s en mensen samen hebben geleefd, dat het de mening van velen is dat een ‘zesdaagse schepping primitief is’. En dat de discussies vaak niet over de inhoud gaan, maar meer een vorm van psychologische oorlogsvoering of geestelijke strijd zijn. Echter, deze dag zou het wel om de inhoud gaan.
Van Meerten somde nog wat problemen voor de ‘naturalistische verklaringen’ op zoals ontstaan van het leven en de Cambrische explosie, en stelde dat de kern van het conflict tussen de naturalistische verklaring en de scheppingsverklaring de gemeenschappelijke afstamming van al het leven is.
Ook verwees hij naar Intelligent Design, een concept dat misschien niet altijd helemaal door één deur kan met jonge aarde creationisme, maar volgens Van Meerten kon het wel aantonen dat God de wereld zo intelligent heeft ontworpen dat we dit kunnen waarnemen.
Christelijke wortels
Na deze introductie mocht Kees de Pater (em. hoogleraar) de eerste presentatie geven, over de these (van Hooykaas) dat de reformatie de ontwikkeling van de wetenschap had gestimuleerd. Over de ‘christelijke wortels’ van de moderne wetenschap is al tamelijk veel geschreven, De Pater gaf een niet zo slechte, maar ook niet heel scherpe toelichting.
Wel interessant is dat hij liet zien hoe Luther en Calvijn verschillend dachten over de letterlijke lezing van de Bijbel, waarbij Calvijn meer ruimte gaf voor de ‘accommodatie’, God die mensen aanpreekt op het niveau waarop ze zitten. Anderen, zoals bijvoorbeeld Voetius, verdedigden de ‘mozaïsche wetenschap’, waarvan de grondbeginselen uit de Bijbel gehaald werden.
Het was als gezegd een nette presentatie, maar de aandacht voor wat recenter werk (zoals God’s Philosophers van James Hannam, die betoogt dat reformatie of renaissance helemaal geen brek met het verleden waren, en dat de wortels van de moderne wetenschap gewoon in de Middeleeuwen liggen) onbrak.
Daarna volgde een verhaal van een emeritus predikant (Prosman) over de visie van Nietzsche op de geschiedenis. Die ging grotendeels langs mij heen, bij gebrek aan context. Geen idee wat ik er mee moest, al haalde ik er hier en daar wel iets nieuws uit.
Vingerafdrukken
Ligtenberg (wiskundige) gaf een aardig verhaal over de vraag of Gods ‘vingerafdrukken’ in de natuurwetten te vinden zijn. Eigenlijk niet, vond hij. Het zoeken naar God valt voor hem buiten de wetenschap. Ook ging hij in op de vele stappen tussen feiten en (wetenschappelijke) conclusies. Niets mis met dit verhaal, een soort roep om bescheidenheid in het trekken van grote conlcusies.
Daarna een spreker van de TU Delft (prof. C. Vuik), die ook over wiskunde ging. Ook hier ging het over de grenzen van de wetenschap (onder meer via Gödel), maar de conclusies waren een beetje ‘lange halen snel thuis’. Om een fragment van ‘The Inner Life of the Cell’ te laten zien (een prachtige animatie van celprocessen) en dan te roepen ‘Dat kan toch niet spontaan ontstaan zijn’ vind ik toch erg mager voor een academicus. TOEVOEGING 17/10: de lezing van Vuik is gepubliceerd op de site van Logos.
Vervolgens trad er nog een Delftenaar op (J.M. Schins), die iets ter verdediging van Intelligent Design wilde zeggen. Ik kon hem niet helemaal volgen, moet ik bekennen. Hij stelde dat ‘variatie en selectie onvoldoende verklaring zijn voor evolutie’, wat door veel evolutiebiologen wordt onderschreven.
Hij eindigde met een op Aristotelische principes gebaseerd schema, waar ik niets van snapte en omdat hij al over zijn tijd was legde hij het ook niet uit. In deze lezing dus feitelijk geen argumenten voor ID (en later hoorde ik dat hij gezegd had ook helemaal geen ID fan te zijn).
Tot hier was het allemaal niet zo spannend dus. En de verbinding met schepping en ethiek was er nauwelijks. Er was overigens ook niet heel veel evolutiekritiek en als die er was, was deze niet of nauwelijks onderbouwd. Een aantal sprekers liet een geluid horen dat afwijkt van standaard jonge-aarde verhalen.
Zondvloedmodel
Slotspreker was Ruben Jorritsma, vermoedelijk een van de zeer weinige jonge aarde creationisten met een MSc in evolutiebiologie. Hij gaf een boeiende presentatie, waarin hij liet zien dat er wel degelijk stevig bewijs is voor evolutie. Wel zijn er problemen, stelde hij. Bijvoorbeeld: hoe kan de genetische code evolueren, als een verandering direct zorgt voor een verandering van alle eiwitten in een organisme?
Boeiende vraag, ik heb er geen direct antwoord op maar daar hebben sommige lezers van deze blog vast wel een antwoord op. Even nadenkend vermoed ik dat de code ontstaan is als beperkte code, en dat de evolutie door uitbreiding plaatsvond. Op BioLogos heeft Dennis Venema een interessante serie over de genetische code.
Vervolgens gaf Jorritsma aan dat de onderlinge verwantschap van buideldieren uit Zuid Amerika en Australië lastig te verklaren is vanuit het zondvloedmodel. Maar daar staat dan wat hem betreft tegenover dat de beschrijving van de evolutie van loopvogels niet zo netjes verloopt als evolutiebiologen ooit aannamen.
Wat hij niet kon zeggen (op een vraag uit het publiek) is of de buideldieren een uitzondering zijn, of de regel. Ik kan dat ook niet zo zeggen, maar vermoed dat de genetische verwantschappen van de meeste soorten lastig tot niet te verklaren zijn binnen een zondvloedmodel. Bij zijn beschrijving van beide voorbeelden gaf Jorritsma overigens niet aan hoe hij de tijdslijn van de ontwikkeling van deze soorten zag (in absolute tijd, en ten opzichte van de zondvloed). Daarmee liet hij een ander probleem weg, namelijk de extreem korte tijd voor evolutie en verspreiding van soorten na de zondvloed.
Positief aan het verhaal van Jorritsma was het benoemen van problemen in het eigen model. Zonder zelfkritiek geen wetenschap.
Na afloop was er nog een geanimeerde discussie met een aantal mensen. Opvallend was dat hierbij de interpretatie van de Bijbel duidelijk het echte argument was. Daar gingen de vragen (aan mij en Casper) over. Hoe kun je Genesis 1-11 minder historisch lezen dan de rest van de Bijbel? Boeiend was het antwoord op mijn tegenvraag: waarom neem je de uitspraak van de pilaren onder de aarde dan niet letterlijk? Het antwoord: nou, nee, natuurlijk niet, soms moet je interpreteren.
René
Ja Sijbren heb ik hierboven ook genoemd en ik heb de indruk dat hij nogal optimistisch is/was?
Die 20 jaar herinnerde ik me van eerdere discussie op deze site .
http://www.sterrenstof.info/vragen-over-schepping-evolutie/#comments
Over Sijbren schreef je toen:
“André, Otto is nadrukkelijk niet bezig met ‘origin of life’ (dus de vraag hoe het leven op aarde is ontstaan), maar met chemische evolutie (kan leven spontaan ontstaan, zo ja, binnen welke randvoorwaarden).”
Dus ja wat kunnen we nu eigenlijk verwachten van Otto de komende 17 jaar op het gebied van het spontaan ontstaan van leven?
In een RD artikel zegt Cees Dekker :
http://www.rd.nl/vandaag/binnenland/cees-dekker-babystapjes-om-het-leven-te-begrijpen-1.469851
“Er is geen wetenschapper die weet wat leven precies is. Ook Cees Dekker, hoogleraar nanobiologie van TU Delft, niet. Maar hij hoopt de komende jaren „een paar babystapjes” te zetten in de ontrafeling van het leven. ”
Kijk dat klinkt mij heel wat realistischer in de oren
Misschien heb je nog wat andere wetenschappers die menen dat er reden is voor het optimisme van Otto?
Ik heb eerder wel o.a Szostak en Joyce genoemd (RNA wereld) en hoewel interessant onderzoek is daar m.i nog een lange weg te gaan.
Ik heb overigens voor zover ik weet nooit beweert dat spontaan ontstaan van leven onmogelijk zou zijn .
Hoe zou ik dat moeten weten? Maar een top down benadering zoals van Venter maakt mij wel skeptisch evenals de benadering van Otto.
En daarom begrijp ik niet waarom jij die gedachte zo verdedigt.
Jij hebt wel eens de neiging andere dingen in mijn reacties te lezen dan ik schrijf 😉