In de discussie over het bewijs voor evolutie zijn overgangsvormen een belangrijk argument. Bestrijders van de evolutietheorie wijzen op de afwezigheid van overgangsvormen in het fossielenarchief. Maar volgens paleontologen zijn er wel degelijk overgangsvormen te vinden. Archaeopterix (een ‘gevleugelde dino’) en Tiktaalik (de overgang van water naar land) zijn voorbeelden van zulke overgangsvormen. Maar die status wordt door creationisten weer bestreden.
Deze week verschenen er twee nieuwe tussenvormen in de wetenschappelijke bladen. Een voorloper van de Tyrannosaurus Rex en een dier dat past in de overgang van landzoogdier naar zeezoogdier (zoals de zeehond).
De dinosaurus Xiongguanlong baimoensis is vooral een kleinere uitvoering van de T. rex. Er waren wel kleine ‘rex-achtigen’ bekend in aardlagen die het begin van het dino-tijdperk aangeven, maar daarna was er een hele tijd niets totdat de reusachtige T. Rex tegen het einde van dat tijdperk opduikt. X. baimoensis past in formaat, skeletbouw en in de datering van de aardlagen waarin zijn fossiele resten gevonden zijn precies tussen beide rex-achtigen in.
Opvallender is de Puijila darwinii (naar wie zou die vernoemd zijn?), een dier dat sterke, gespierde voorpoten heeft, wat suggereert dat het een zwemmer of een graver is. De kleine klauwen lijken niet geschikt om te graven, dus lijkt zwemmen een betere verklaring. Er zijn nog meer aanwijzingen voor een half-aquatisch leven.
De fossielen van P. darwinii stammen overigens uit een geologisch tijdperk waarin ook zoogdieren met flippers zijn gevonden. Het idee is daarom, dat dit fossiel niet de voorouder is van de huidige flipperdragende zeezoogdieren: DNA-onderzoek suggereert, dat die allemaal van dezelfde voorouder afstammen. Maar het fossiel geeft wel aan hoe de tussenvorm (half landdier, half waterdier) eruit kan hebben gezien.
Ik heb nog niet gezocht naar reacties op creationistische sites. Mijn voorspelling is, dat de dino wordt verklaard als ‘gewoon een soort T. rex, dus alleen een bewijs van micro-evolutie’, terwijl voor P. darwinii zal worden gezocht naar bijvoorbeeld een overeenkomst met bevers of otters – dus geen tussenvorm, maar een soort otter of bever.
Toch is het opvallend, dat dit soort tussenvormen blijven opduiken, veelal in de juiste tijdsperiode en op de juiste plek. Je kunt van alles wegverklaren, ook tussenvormen. Juist tussenvormen, want het enige dat je hoeft te doen is, om te zeggen dat Tiktaalik ‘gewoon een vis’ was, of juist ‘gewoon een amfibie’. Binnen creationistische modellen kan je zo iedere gevonden tussenvorm wegredeneren. Wat ik mij nu afvraag, is wat voor tussenvorm voor creationisten overtuigend genoeg is. Geen enkele, denk ik.
Nu kan je zeggen, dat evolutiebiologen net zo goed aan allerlei fossielen het label ‘tussenvorm’ kunnen hangen, zonder dat dit echt bewezen is. Maar voor evolutiebiologen geldt, dat ze wel voorspellingen moeten doen voor de periode waarin een tussenvorm zal leven. Fossielen als X. baimoensis, maar ook Tiktaalik, bevinden zich op de juiste plek in de juiste aardlaag. Bij P. darwinii is dat ingewikkelder, het dier wordt gezien als een doodlopend eindje dat lijkt op de ‘echte’ voorouder van de flipperzoogdieren. Maar dat is wel wat je zo ongeveer verwacht. Een misverstand dat ik nogal eens tegenkom, is het idee dat tussenvormen altijd moeten verdwijnen. Als er nog een oude vorm is (bijvoorbeeld de coelacanth) dan kan er toch geen evolutie hebben plaatsgevonden? Maar dat kan wel degelijk.
Het argument dat er geen tussenvormen zijn is wat mij betreft niet overtuigend. Er zijn wel degelijk soorten in het fossielenarchief die je als tussenvorm kunt opvatten. Sommige van die tussenvormen hebben betere papieren dan andere. Maar dat ze er helemaal niet zijn, is onzin.
Helemaal mee eens, René.
Je zegt “Toch is het opvallend, dat dit soort tussenvormen blijven opduiken, veelal in de juiste tijdsperiode en op de juiste plek”. Inderdaad! Hebben creationisten ooit zoiets gepresteerd?
Darwin heeft al gezegd: gezien het feit dat de grote mensapen alleen in Afrika voorkomen, ligt het voor de hand dat skeletten van vroege mensen, als ze gevonden worden, zich ook in Afrika zullen bevinden. En ja hoor.
Wat voor historisch bewijs willen de jongens en meisjes creationisten eigenlijk hebben?
Antwoord: ze WILLEN geen bewijs. Je wilt ze niet te hard vallen, René, dat is begrijpelijk, maar er zijn toch grenzen …
Psychologen kennen het begrip “verdringing”. Dat is wat “wetenschappelijk creationisten” doen. Verdringing is een heel sterk mechanisme in de menselijke psyche: het dient de zelfverdediging en het omgaan met trauma’s.
Martin, ik houd mijn stukken graag zo zakelijk mogelijk. Bovendien zit de wetenschapsgeschiedenis vol van ‘verdringing’, ook door wetenschappers.
@ René, die houding heb ik bij het lezen van je boek bijzonder op prijs gesteld.
@ Martin, het is te makkelijk om aan de integriteit van de ander te twijfelen. In die fout vallen creationisten ook te vaak. Hierdoor ontaardt de discussie in een quasi-wetenschappelijk modder gooien.
Pieter, “quasi-wetenschappelijk modder gooien”. Inderdaad. Ik twijfel alleen aan iemands integriteit als ik daar redenen voor heb. Het “wetenschappelijk creationisme” is uitgevonden om het publiek en de politiek (wat weten die ervan?) achter de rug van de wetenschappers om te beinvloeden. Gefundeerde kritiek is altijd welkom, maar dat soort agitprop vind ik verwerpelijk.
Martin, je maakt hier de klassieke fout om te denken dat het alleen om macht gaat. Nee. De creationisten zijn absoluut overtuigd van hun gelijk, zijn oprecht bezorgd over de manier waarop de wetenschap aan het ontsporen is (in hun optiek). Ik twijfel niet aan de integriteit van het overgrote merendeel der creationisten. Ik vecht wel hun beoordeling van de feiten aan.
Agitprop geloof je zelf niet. Creationisten zijn heilig overtuigd van de juistheid van hun modellen.
“Creationisten zijn heilig overtuigd van de juistheid van hun modellen.”
Waarom?
Ik verwees naar “wetenschappelijk creationisme” omdat dat wordt aangehangen door meestal academisch gevormde mensen. Er zijn natuurlijk veel creationisten die gewoon niet weten waar zij het over hebben.
Aan academisch gevormde mensen stel ik andere eisen dan aan mensen met een IQ < 80. Van die laatsten kan je niet verwachten dat zij wetenschappelijke literatuur gaan bestuderen.
Voor veel creationisten staat of valt hun geloof bij het letterlijk lezen van Genesis. Daarom wordt de evolutietheorie niet slechts een wetenschappelijke theorie maar ook de bepalende factor hoe je in het leven staat. Het omarmen van de evolutietheorie zou in hun ogen het opgeven van hun geloof betekenen. De evolutietheorie levert dan dus flinke cognitieve dissonantie op. Een aangezien je een levensbeschouwing niet van de een op de andere dag herziet, is het makkelijker om de evolutietheorie (ongegrond) af te wijzen/belachelijk te maken.
Overigens hoeft dit gedrag niet heel bewust en kwaadwillig te gebeuren. Zolang overtuigingen maar heel sterk zijn, kan een mens op zichzelf redelijke cognities (op merkwaardige manier) afwijzen.
Denk bijvoorbeeld aan loverboy-problematiek. Een meisje dat er sterk van overtuigd is dat haar vriendje het beste met haar voor heeft kan het heel integer voor haar vriendje opnemen, ook al pleit er heel veel tegen haar overtuiging.
Nietzsche zei eens: “Overtuigingen zijn een grotere vijand van de waarheid dan leugens.”
Dit geldt niet alleen voor christenen. Zelfs wetenschappers raken soms verstrikt in hun eigen overtuigingen, dat heb ik hier al eerder betoogd.
Ik wil overigens niet al te postmodern klinken hier, maar het is een menselijke eigenschap het eigen wereldbeeld zo lang mogelijk intact te willen houden. Of dat nu een theïstisch of een atheïstisch wereldbeeld is. Dissonantie vind je overal!
Puijila darwini
Ik ben heel benieuwd naar wat de creationisten nu weer zullen zeggen, maar terwijl voor P. darwinii zal worden gezocht naar bijvoorbeeld een overeenkomst met bevers of otters – dus geen tussenvorm, maar een soort otter of bever zal toch wel niet, want het gaat om een zeehond / robachtige.
Overgangsvormen zijn niet per definitie voorouders: de fractie van vroegere beesten die tenslotte gevonden wordt is klein. Overgangsvormen kun je ook in het heden zien: alle marterachtigen, van kunnen zwemmen tot zeeotter.
Het Reformatorisch Dagblad had een stuk van Terry Mortensen: heel duidelijk. Aan zesduizend jaar kan niet getornd worden uit zijn bijbelopvatting. Over zijn bijbelopvatting valt niet te praten. Dan doen fossielen er niet toe.
Ook is het opmerkelijk dat de creationistische strategie steeds is een fossiel als overgangsvorm te isoleren: alsof Archaeopteryx en Tiktaalik niet een deel zijn van een ketting met veel kleine schakels.
Er is trouwens een mooie zeekoe met pootjes, paar jaar geleden in Nature.
Dat klopt, en dissonantie treedt op ongeacht de waarheid van de cognities. Juist het besef dat dissonantie overal optreedt, moet er toe leiden dat je je gaat afvragen wat welke belangen er mee spelen. Hoe groter de belangen hoe groter de bias. Vooroordelen hebben we allemaal, maar in het geval van een religieuze bias zijn de belangen wel een stuk hoger dan gemiddeld, met alle gevolgen van dien.
Het is juist omdat de creationisten 6000 jaar aanvaarden als een absolute voorwaarde zien voor hun hemelse zaligheid dat hun oppositie zo sterk is. Er is geen wetenschappelijk argument dat enige indruk maakt. Het gaat alleen om bijbelopvatting, en vrijzinnigheid is vreselijk.
@ Gerdien,
je schiet een beetje door in je analyse van ‘de creationisten’. Ik ben in hart en nieren een creationist: omdat ik geloof dat mijn interpretatie van de Bijbel klopt, en omdat ik geloof dat de Bijbel waar is. Maar dat ik geloof in een 6000 jaar oude schepping als voorwaarde voor zaligheid zou stellen is natuurlijk grote onzin, want dat staat nergens in de Bijbel. Dat heeft niet eens met bijbelopvatting te maken.
Ook sta ik volledig open voor een discussie over de interpretatie van de tekst van de Bijbel. Maar in die discussie neem ik natuurlijk wel een standpunt in. Dat standpunt heeft gevolgen voor hoe ik naar de wetenschap kijk. Vandaar dat ook ik dus zoek naar alternatieve interpretaties van waarnemingen.
“Vandaar dat ook ik dus zoek naar alternatieve interpretaties van waarnemingen.”
Vanuit een vooropgezet standpunt: dus buiten alle wetenschap. Er is geen discussie mogelijk over waarnemingen zolang de bijbeltekst heilig is.
De creationistische reactie was weer voorspelbaar:
http://www.answersingenesis.org/articles/2009/04/25/news-to-note-04252009
Er is enig onbegrip over de systematiek van wezelachtigen (waar de otters bij horen)versus pinnipedia (zeehonden etc), zodat er weer wat verwarring gezaaid kan bij onwetende lezers. Bovendien weer op grond van BBC News en kranten: Answers in Genesis neemt nooit de moeite Nature te lezen, dan hadden ze minder verwarring kunnen zaaien want daar wordt de systematiek helder uitgelegd.
Ook mooi is: “Or it could have even been from a broader created kind that included such creatures as otters and beavers (such as the seal/beaver/otter-like Castorocauda lutrasimilis could have been”. Een bever is een knaagdier, otters en zeehonden zijn roofdieren: heel moeilijk om van alle zwemmende zoogdieren een (1) groep te maken. Castorocauda (uit de Jura, 164 miljoen jaar), is een docodont: docodonten zijn een groep zoogdierachtigen die uitgestorven zijn. Zoogdier is hier de hele groep, vanaf Trias: de docodonten vallen niet binnen de verwanten van de huidige levende zoogdieren maar erbuiten. Dat wil zeggen dat Castorocauda even verwant is met de kangoeroe als met het paard of de vleermuis, of alle andere placentale zoogdieren. En ik hoor AiG nog niet zeggen dat de zoogdieren als geheel een geschapen groep zijn, want dan hoort de mens erbij in – en dat mag niet van AiG.
Wel, in ieder geval had ik in grote lijnen het antwoord van AiG juist voorspeld.
En de dino had ik ook goed: “there is no reason creationists shouldn’t interpret X. baimoensis as just another type of dinosaur”
(http://www.answersingenesis.org/articles/2009/04/25/news-to-note-04252009#four)
Blijft de vraag: hoe zou voor AiG of een gelijkgezinde creationist een tussenvorm eruit moeten zien?
Rene,
Je stelt een voor creationisten onmogelijke vraag, want ze ontkennen het bestaan van “missing links”.
Kijk je alleen naar de grotere, dus duidelijk herkenbare diersoorten, dan zou je rekenkundig een inschatting kunnen maken van de tijd die verstrijkt tussen twee afsplitsingen van een soort.
Dat is erg lang en valt niet binnen de horizon van creationisten.
Een tweede inschatting zou je kunnen maken door naar de verschillende mensenrassen te kijken en een (gedurfde) schatting te maken hoe lang het zou hebben geduurd voordat die zouden zijn uitgesplitst in verschillende soorten. (Wat door het te intense contact nu wel niet zal gebeuren).
Roeland
@ Gerdien, “Er is geen discussie mogelijk over waarnemingen zolang de bijbeltekst heilig is.” Interessante opmerking, want volgens mij geloven theïstische evolutionisten ook dat de bijbeltekst niet ter discussie staat. Misschien een goed moment om het René te vragen.
@ René, is het waar wat Gerdien zegt? Jij gelooft toch ook dat de Bijbel waar is? Met Gerdiens woorden dat “de bijbeltekst heilig is”?
René heeft in een artikel in http://www.refdag.nl eerder gesteld:
“Ik geloof dat God de schepper van hemel en aarde is, en dat de Bijbel zijn onfeilbaar woord is. Voor mij betekent dit dat ik zowel de informatie uit de schepping als uit de Bijbel zeer serieus neem.
In geval van twijfel geeft voor mij de Bijbel de doorslag.
Zegt de wetenschap dat doden niet kunnen opstaan? De Bijbel zegt van wel.
Kan de wetenschap geen ziel vinden? Jammer voor de wetenschap.”
Door mij bij zijn boekpresentatie betiteld als het “Reli-razor van Ockham”.
Roeland
Excuus:
Link moet zijn:
http://www.nd.nl/artikelen/2007/september/07/gods-scheppende-werk-beperkt-zich-niet-tot-begin
R.
Pieter,
jazeker geloof ik dat de Bijbel niet ter discussie staat. Maar het is wel goed, een open gesprek te hebben over de manier waarop we met de Bijbel omgaan, en hoe we de Bijbel verstaan. Mijn standpunt hierover kun je terugvinden in ‘Gevormd uit sterrenstof’.
Ik geloof – op grond van de Bijbel en mijn geloof in God – dat er een bovennatuurlijke werkelijkheid bestaat. Maar die bovennatuurlijke werkelijkheid onttrekt zich aan wetenschappelijk onderzoek, per definitie (zie ook weer ‘sterrenstof’).
Ik denk dat de wetenschap overtuigende argumenten levert voor een oude aarde en een evolutionaire ontwikkeling van het leven. In dat licht bezien, ben ik Genesis en daarnaar verwijzende verzen nog eens gaan bestuderen. Daarnaast heb ik gekeken wat er de afgelopen eeuwen over deze Bijbelgedeelten is gezegd. Dan kom ik tot de conclusie dat de lezing van Genesis van bijvoorbeeld iemand als Terry Mortensen (zie de blog van vandaag, 27 april) niet orthodox is, maar modern.