Een paar weken geleden sprak theoloog Mart Jan Paul op een congres over schepping en evolutie in Drachten. Ik heb daar eerder over geschreven naar aanleiding van samenvattingen van die lezing in het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad.
Vandaag werd ik erop gewezen dat de lezing in z’n geheel online staat. En da’s natuurlijk mooier dan een samenvatting. Het is een goed leesbaar stuk, met veel interessante informatie. Paul lanceert niet direct zijn eigen mening (zoals helaas nogal eens gebeurt in dit soort discussies), maar worstelt met Genesis, laat andere standpunten zien en zegt waarom hij ze afwijst.
Met de eindconclusie – dat Genesis niet dwingend is over een jonge leeftijd van de aarde – ben ik het niet eens. Waarom niet, daar ga ik in mijn boek ‘Gevormd uit sterrenstof’ uitgebreid op in. Maar de toon, de manier waarop Paul vragen stelt, vind ik prettig.
Paul redeneert vanuit de theologie. Er zijn theologen die tot andere conclusies komen dan Paul, een voorbeeld is een reactie van Pieter Gorissen op de samenvatting van de lezing van Paul in het Nederlands Dagblad. Ik laat dat aspect hier nu even voor wat het is. op één opmerking na. Paul stelt, dat de kerkvaders allen nadrukkelijk stelden dat de aarde niet ouder is dan 6000 jaar. Hier wil ik de kanttekening bij plaatsen, dat zij daarmee weerstand boden aan Griekse filosofen, die uitgingen van een eeuwige aarde. Het beroemde boek waarin aartsbisschop Ussher de schepping dateert in het jaar 4004 voor Christus is daar ook een voorbeeld van: hij wilde aantonen dat de aarde een begin had en een eind zal kennen, en dat Christus centraal staat. In die context moet je de uitspraken over de leeftijd van de aarde naar mijn idee zien.
Vooral aan het einde van zijn betoog spreekt Paul de natuurwetenschappen aan. Daar wil ik hier wel wat dieper op in gaan. Paul probeert bijvoorbeeld behemot en leviatan (twee monsters uit de Bijbel) als dinosaurussen te identificeren. Hij schrijft bijvoorbeeld:
“Voor hen die uitgaan van de schepping zoals beschreven in Gen.1-3, is
het mogelijk dat dinosauriërs en mensen gelijktijdig geleefd hebben. Het is daarbij onwaarschijnlijk dat ze met de zondvloed volledig uitgestorven zijn.”
Dat kan een theoloog wel zeggen, hiervoor ontbreekt echter ieder bewijs vanuit de natuurwetenschappen. Er is geen enkele aanwijzing dat mensen en dinosauriërs samen hebben geleefd. Ik heb mij er al vaker over verbaasd, dat de Amerikaanse creationist Ken Ham ruim 25 miljoen dollar steekt in een museum waarin een gezadelde dino staat, maar blijkbaar geen cent uitgeeft om alle claims dat er nog steeds dino’s leven in afgelegen gebieden nu echt te bewijzen. Waarom richten creationisten zich hier niet op?
Even verder haalt hij een uitspraak van mij in het Nederlands Dagblad aan, waarin ik zeg dat het bewijs voor evolutie alleen maar toeneemt. De reactie van Paul: “Als je dat inderdaad van mening bent, valt er erg veel aan te passen aan de bijbeluitleg. Naar mijn overtuiging blijkt in zijn uitspraak echter een overschatting van de wetenschap en kunnen er
vanuit dat kader niet zulke stellige uitspraken gedaan worden over de oorsprong van het leven.” Even los van het feit dat ‘oorsprong van het leven’ iets anders is dan evolutie, waar baseert Paul deze uitspraak op?
Weer even verder komt deze uitspraak: “[In het boek Evolution: Ein kritisches Lehrbuch] staat helder beschreven dat zowel de evolutieleer als de scheppingsleer veronderstellingen hebben die slechts (in een bepaald geloof) aangenomen en niet bewezen kunnen worden.”
Beide uitspraken zijn bijna postmodernistisch. Het is toch wel mogelijk om uit te maken welk standpunt het meest waarschijnlijk is? Bovendien, de feitelijke onderbouwing van de evolutietheorie is gewoon erg sterk. Vooral ook omdat Paul later zegt de natuurwetenschappen “volstrekt serieus” te willen nemen, verbaast het mij dat hij niet verder uitwerkt waarom hij zo ontzettend veel natuurwetenschappelijk bewijs wegwuift.
Zoals ik eerder meldde, doet Paul in zijn lezing uitspraken over mijn boek, hoewel hij het nog niet gelezen had. Ik ben erg benieuwd wat hij vindt van de wetenschappelijke onderbouwing van de oude aarde en de evolutie die ik daarin geef. En ik vertrouw erop dat we daarover nog wel eens een goed gesprek zullen hebben!