Hier nog even het berichtje waar Gerdien onder het vorige stuk naar verwees, over de Buidelwolf/Tasmaanse tijger. Een buideldier dat de kop heeft van een wolf, maar ook deels op een kat-achtige lijkt. Typisch geval van convergente evolutie – en dan convergent naar twee verschillende soorten.
In de termen van Junker en Scherer (van het Evolutie-leerboek) is zoiets deels het gevolg van ‘gelijke functies vragen gelijke oplossingen van de ontwerper’ en deels ‘speels ontwerp’.
Vandaag kreeg ik van Gerdien de Jong een gastbijdrage over macroevolutie – het eerste deel in een vierluik. In veel discussies hoor ik ‘Ja, microevolutie bestaat, maar macroevolutie niet’. Ik heb Gerdien gevraagd dit thema eens uit te diepen.
Na alle ophef over evolutieles aan kleuters (een storm in een glas water, of een lichte provocatie van Stichting Oude Wereld, die het advies waarop ze zich baseerden toch moeten hebben gelezen) verscheen eerder deze maand een bijdrage in het RD over de mogelijkheden die het nieuwe curriculum biedt aan (christelijke) scholen. Ik kan die bijdrage niet helemaal plaatsen, overigens. Wat vindt de auteur nu van evolutie?
En afgelopen week verscheen er een nieuwe bijdrage, van een lector van de Driestar Hogeschool. Daar blijkt men bezig met wat sterk lijkt op een creationistisch curriculum, waarbij Darwin op zijn reis met de Beagle gevolgd wordt, maar ook de vraag wordt gesteld of die aardlagen niet door de zondvloed zijn ontstaan. En hoe er ‘archtetypen’ in de Ark van Noach meegingen, die zich daarna tot de bekende diersoorten ontwikkelden.
Een van de vragen die het principe van natuurlijke selectie opwerpt, is hoe een eiwit van functie kan veranderen. Eiwitten zijn ten slotte fijn afgestelde instrumenten en wanneer je zo hier en daar aminozuren gaat vervangen, doen ze het niet meer. Dus hoe kan een eiwit dan evolueren?
De werkelijkheid is altijd complexer dan je denkt. Veel van wat we weten over eiwitten komt vanuit de geneeskunde, waar mutaties vooral opvallen wanneer ze iemand ziek maken.
De mensen van Stichting Oude Wereld hebben een niet geheel doorsnee visie op wetenschap, blijkt uit m’n vorige blog. En ze spreken wetenschapsvoorlichters ook aan. Ik vermoed dat ze daar ook wetenschapsjournalisten mee bedoelen – hoewel een wetenschapsjournalist een wetenschapsvoorlichter noemen ongeveer gelijkstaat aan het omschrijven van MOND als een alternatieve kosmologie 😉 .
Enfin, wat maken journalisten van wetenschap? Soms een potje. Daarover schreef ik donderdag in de rubriek W-auw van de Universiteitskrant. Het gaat over het 8-uur journaal van 29 januari. Lees, kijk en huiver…