Deze recensie verscheen ruim een week geleden in het Nederlands Dagblad. Hier de complete recensie-tekst van een boek dat een echte aanrader is! (Op de ND-site is die nl. niet beschikbaar.) De tekst is ook te vinden op de ND-website.
Een glazen bol, voor tweederde gevuld met zeewater, wat grind en een takje dood koraal. In de bol leven groenwieren en pekelkreeftjes, zonder dat je erbij kunt. Dit is de ‘Ecosphere®’, een mini-ecosysteem dat zichzelf met alleen wat licht van buiten in stand kan houden. Het licht laat de wieren groeien, de kreeftjes eten het wier en sluiten de kringloop door met hun poep en dode lichaampjes de bol te bemesten. Het proces stopt pas wanneer de kreeftjes zich om een of andere reden niet meer voortplanten, wat volgens de leverancier wel acht jaar kan duren.
De aarde is ook een ecosysteem, en dan heel wat complexer dan de glazen Ecosphere. Het aantal soorten is alleen te schatten, de onderlinge relaties onnoemelijk veel ingewikkelder. Bioloog en schrijver Menno Schilthuizen laat dat zien in een prachtig geschreven boek. Schilthuizen is wetenschapper (gespecialiseerd in insecten), onderzoeker bij museum Naturalis in Leiden, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen en wetenschapsjournalist.
Schilthuizen begint in zijn achtertuin. Nou ja, de achtertuin die hij had toen hij dit – oorspronkelijk Engelstalige – boek aan het schrijven was, op Borneo. Een virtuele wandeling door die tuin laat de rijkdom aan soorten zien, maar ook de onderlinge relaties en de manier waarop soorten door de mens zijn verplaatst. Hoe soorten samen leven, hun onderlinge afhankelijkheid en concurrentie, dat is wat het vakgebied van de ecologie bestudeert en het is het onderwerp van dit boek.
Het ecosysteem in de glazen bol is kunstmatig, maar kent een natuurlijke variant: een klein en gesloten systeem dat fytotelmata heet, schrijft Schilthuizen “en ik kan mij beroemen op de twijfelachtige prestatie er een leeggedronken te hebben”. Fytotelmata zijn bekers, gevormd uit leerachtige bladeren van de klimplant Nepenthes, die grotendeels zijn afgesloten van de buitenwereld. Ze bevatten plantensappen met daarin verschillende bewoners, zoals insecten. Tijdens een klimtocht die langer duurde dan gepland raakte het water op, verhaalt Schilthuizen, dus kookte hij met zijn kompanen wat vocht uit Nepenthes-bekers.
Deze bekers zijn uitgebreid bestudeerd door biologen, waaronder Alfred Russel Wallace, de man die tegelijk met Charles Darwin vergelijkbare ideeën over evolutie ontwikkelde. Schilthuizen combineert hier, en in zijn hele boek, de bevindingen van biologen met zijn eigen ervaring, wat diepgang en levendigheid geeft. Hij legt uit hoe de afgelopen eeuw, en soms nog langer geleden, biologen probeerden om grip te krijgen op de soortenrijkdom in ecosystemen. Waarom zijn er eigenlijk overal veel kleine planteneters en maar weinig grote vleeseters? Waarom leven er op vier kleine, dicht bij elkaar gelegen eilandjes verschillende soorten slakken? Hoe weten biologen eigenlijk hoeveel soorten insecten er in de boomkronen van het regenwoud leven? (Antwoord: ze spannen netten onder de bomen en vergassen dan alle leven in de boomkronen.) En wat is eigenlijk belangrijk voor het in stand houden van de soortenrijkdom?
De antwoorden zijn divers en blijken altijd weer ingewikkelder dan de onderzoekers dachten. Soms lijkt het leven simpele wiskundige modellen te volgen, maar even later worden die toch weer steeds complexer. Schilthuizen voert de lezer langs tal van theorieën en verhaalt hoe fundamentele inzichten tot stand kwamen. Bijvoorbeeld dat soorten vaak een bepaald ‘hoekje’ in een ecosysteem bezetten, de niche geheten. Hoe meer verschillende niches, hoe groter het aantal soorten dat kan samenleven.
Eilanden – netjes begrensde systemen – zijn populair bij biologen. Schilthuizen schrijft over wetenschappers die natuurlijke eilanden onderzoeken, maar ook van experimenten. Zo heeft een onderzoeker mangrove-eilandjes langs de kust van de Amerikaanse staat Florida met een kettingzaag kleiner gemaakt, om het effect van de grootte op het aantal soorten te onderzoeken. Andere biologen onderzochten rotondes, begroeide eilandjes in de stedelijke woestijn.
2010 is het jaar van de biodiversiteit, en kennis over de manier waarop soortenrijkdom blijft bestaan is cruciaal voor natuurbeschermers. Want er kan van alles mis gaan met ecosystemen. De mens heeft tal van ‘experimenten’ uitgevoerd door soorten – bewust of onbewust – over de aarde te verplaatsen, of door bepaalde soorten zwaar te bejagen. Een voorbeeld van dat eerste: gevlekt knopkruid kwam ooit via de mens vanuit Europa naar Noord-Amerika. Om dit onkruid te bestrijden, werden in de VS twee soorten boorvliegen geïmporteerd en uitgezet. Die veroorzaken gallen in de plant, en die galknoppen bleken aantrekkelijk voedsel voor hertmuizen. Er kwamen veel meer hertmuizen, en deze knaagdieren verspreidden vervolgens het voor mensen gevaarlijke Sin Nombre virus. Zo leidde een poging tot natuurlijk bestrijding van een geïmporteerde plant tot toename van longziekten bij mensen.
Schilthuizen beperkt zich niet tot het geven van dit soort voorbeelden. Hij gaat niet voor de lezer door de knieën, maar neemt deze mee, de diepte in. Hoewel het boek altijd goed leesbaar blijft, vraagt het soms wel wat van de lezer. Die moet oprecht geïnteresseerd zijn in het waarom en hoe van de soortenrijkdom, bereid zijn de bewijsvoering van wetenschappelijke hypothesen te volgen en keer op keer te horen dat de werkelijkheid toch weer ingewikkelder in elkaar zit. Technische termen en Latijnse soortnamen worden niet geschuwd, maar altijd keurig uitgelegd. De beloning is dat de lezer ook echt wat van leert van dit boek. De verwondering over het functioneren van de natuur neemt hoofdstuk na hoofdstuk toe, net als het besef dat wij mensen een belangrijke factor zijn geworden in het voortbestaan van de soortenrijkdom op aarde.
Het enige negatieve punt van dit boek is de vormgeving. Het grote aantal lettertjes dat op een pagina is gepropt maakt dat het boek er wat intimiderend uitziet. Maar de zwierige en enthousiaste stijl van Schilthuizen doet je dit al snel vergeten.
Menno Schilthuizen: Waarom zijn er zoveel soorten? KNNV Uitgeverij, 196 blz, 2010, €21,95
Goeie recensie, maar de complete tekst van het boek heb ik nog niet gevonden ;-).
Ja, dat copyright… Zo beter?
René, het boek is toch een vertaling van The Loom of Life: Unravelling Ecosystems. ?
Inderdaad.